speelden gelijk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: speelden gelijk (hulp, bestand)
- IPA: / ˈspeldə(n) ɣəˈlɛik / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- speel·den ge·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- uit speelden (werkwoord) en gelijk (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gelijkspelen |
speelden (…) gelijk
- meervoud verleden tijd van gelijkspelen
- Wij speelden gelijk.
- Jullie speelden gelijk.
- Zij speelden gelijk.
- Wij speelden gelijk.
Gangbaarheid
- Het woord speelden gelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.