spaander

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spaan·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spaander spaanders
verkleinwoord spaandertje spaandertjes

Zelfstandig naamwoord

de spaanderm

  1. langwerpig stukje hout dat bij het hakken afvalt
    • Rondom het houtblok bedekten spaanders de vloer. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Geen spaander heel laten van
Vernietigende kritiek leveren op
Spreekwoorden
  • Waar gehakt wordt, vallen spaanders
Waar gewerkt wordt, worden ook wel fouten gemaakt
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen