sommeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • som·meer

Werkwoord

vervoeging van
sommeren

sommeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sommeren
    • Ik sommeer. 
  2. gebiedende wijs van sommeren
    • Sommeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sommeren
    • Sommeer je?