soigneert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • soig·neert

Werkwoord

vervoeging van
soigneren

soigneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van soigneren
    • Jij soigneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van soigneren
    • Hij soigneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van soigneren
    • Soigneert!