snoerde aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snoer·de aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aansnoeren

snoerde aan

  1. enkelvoud verleden tijd van aansnoeren
    • Ik snoerde aan. 
    • Jij snoerde aan. 
    • Hij, zij, het snoerde aan. 


Gangbaarheid