snibbig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- snib·big
Woordherkomst en -opbouw
afleiding met met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | snibbig | snibbiger | snibbigst |
verbogen | snibbige | snibbigere | snibbigste |
partitief | snibbigs | snibbigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
snibbig
- snel boos betreft meestal vrouwen
- Het meisje was weer eens snibbig aan het praten.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord snibbig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snibbig" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be