snater

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sna·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord snater snaters
verkleinwoord snatertje snatertjes

Zelfstandig naamwoord

de snaterm

  1. (pejoratief) mond waar teveel en te luid geluid uitkomt
    • Hou je snater! 

Werkwoord

vervoeging van
snateren

snater

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snateren
    • Ik snater. 
  2. gebiedende wijs van snateren
    • Snater! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snateren
    • Snater je? 

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be