smoothen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • smoo·then
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

smoothen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
smoothen
smoothte
smoothde
gesmootht
gesmoothd
zwak -t

zwak -d

volledig
  1. iets glad(der) maken

Gangbaarheid

63 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 30 april 2020 Weblink bron “Engelse werkwoorden met een s (Nederlandse vervoeging)” (16 juli 2019) op onzetaal.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be