sluipende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- slui·pen·de
Werkwoord
vervoeging van: | sluipen |
sluipende
- verbogen vorm van sluipend, het onvoltooid deelwoord van sluipen
Bijvoeglijk naamwoord
sluipende
- verbogen vorm van de stellende trap van sluipend
- ▸ Een zacht geknars van het raam, de eerste gedempte geluiden van sluipende voeten langs de brandtrap.[1]
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691