skader

Uit WikiWoordenboek

Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • ska·der
Naar frequentie 2213

Werkwoord

skader

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van skade

Zelfstandig naamwoord

skader

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van skade


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • ska·der
Naar frequentie 1809

Werkwoord

skader

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van skade

Zelfstandig naamwoord

skader

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van skade


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • ska·der

Werkwoord

skader

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van skada
Schrijfwijzen

Werkwoord

skader

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van skade
Schrijfwijzen