sintert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sin·tert

Werkwoord

vervoeging van
sinteren

sintert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sinteren
    • Jij sintert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sinteren
    • Hij sintert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van sinteren
    • Sintert! 

Gangbaarheid