schuimde af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schuimde·af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afschuimen

schuimde af

  1. enkelvoud verleden tijd van afschuimen
    • Ik schuimde af. 
    • Jij schuimde af. 
    • Hij, zij, het schuimde af. 


Gangbaarheid