schoffeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schof·feert

Werkwoord

vervoeging van
schofferen

schoffeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schofferen
    • Jij schoffeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schofferen
    • Hij schoffeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van schofferen
    • Schoffeert!