schlummernden

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • schlum·mern·den

Bijvoeglijk naamwoord

schlummernden

  1. onbepaald (zonder lidwoord) genitief mannelijk enkelvoud van schlummernd

schlummernden

  1. onbepaald (zonder lidwoord) accusatief mannelijk enkelvoud van schlummernd

schlummernden

  1. onbepaald (zonder lidwoord) genitief onzijdig enkelvoud van schlummernd

schlummernden

  1. onbepaald (zonder lidwoord) datief meervoud van schlummernd

Bijvoeglijk naamwoord

schlummernden

  1. bepaald genitief mannelijk enkelvoud van schlummernd

schlummernden

  1. bepaald datief mannelijk enkelvoud van schlummernd

schlummernden

  1. bepaald accusatief mannelijk enkelvoud van schlummernd

schlummernden

  1. bepaald genitief vrouwelijk enkelvoud van schlummernd

schlummernden

  1. bepaald datief vrouwelijk enkelvoud van schlummernd

schlummernden

  1. bepaald genitief onzijdig enkelvoud van schlummernd

schlummernden

  1. bepaald datief onzijdig enkelvoud van schlummernd

schlummernden

  1. bepaald meervoud van schlummernd

Bijvoeglijk naamwoord

schlummernden

  1. onbepaald genitief mannelijk enkelvoud van schlummernd

schlummernden

  1. onbepaald datief mannelijk enkelvoud van schlummernd

schlummernden

  1. onbepaald accusatief mannelijk enkelvoud van schlummernd

schlummernden

  1. onbepaald genitief vrouwelijk enkelvoud van schlummernd

schlummernden

  1. onbepaald datief vrouwelijk enkelvoud van schlummernd

schlummernden

  1. onbepaald genitief onzijdig enkelvoud van schlummernd

schlummernden

  1. onbepaald datief onzijdig enkelvoud van schlummernd

schlummernden

  1. onbepaald meervoud van schlummernd