schizoïde

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schi·zo·ï·de
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen schizoïde schizoïder schizoïedst
verbogen schizoïdere schizoïedste
partitief schizoïdes schizoïders -

Bijvoeglijk naamwoord

schizoïde

  1. (medisch) lijkend op, de symptomen hebbend van schizofrenie
     "Mijn moeder is al ziek zo lang ik me kan herinneren. Ze is psychiatrisch patiënt, schizoïde, heeft borderline, is dementerend, hartpatiënt én heeft blaaskanker. Samen met mijn vader heb ik sinds mijn vijftiende voor haar gezorgd.[1]
  2. gespleten
     “Ik zou het liefst in Engeland wonen. Dat is het land van mijn heimwee en van mijn kinderromantiek. Maar ik heb de indruk dat waar ik nu woon het beste mijn lichtjes schizoïde gemoed uitdrukt.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

49 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    MARIËLLE WISSE
    “Orpa: Na maanden zagen mijn zieke ouders elkaar weer” (26 jun. 2018), De Telegraaf
  2. Bronlink Weblink bron “‘Er bestaat geen gematigde islam’” (07/05/2010), HP de Tijd
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be