schippert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schip·pert

Werkwoord

vervoeging van
schipperen

schippert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schipperen
    • Jij schippert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schipperen
    • Hij schippert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van schipperen
    • Schippert!