schertsen
Nederlands
Uitspraak
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
schertsen | schertsend |
- | geschertst |
Woordafbreking
- schert·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schertsen |
schertste |
geschertst |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
schertsen [2]
- als grap opmerken
- "Dat doe je wel vaker, zeker?" schertste hij.
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Zelfstandig naamwoord
de schertsen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord scherts
Gangbaarheid
- Het woord schertsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schertsen" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ schertsen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -en in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 88 %
- Prevalentie Vlaanderen 88 %