samendreef

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·men·dreef

Werkwoord

vervoeging van
samendrijven

samendreef

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van samendrijven
    • ... dat ik samendreef. 
    • ... dat jij samendreef. 
    • ... dat hij, zij, het samendreef.