saloondeur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

saloondeur
Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·loon·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord saloondeur saloondeuren
verkleinwoord saloondeurtje saloondeurtjes

Zelfstandig naamwoord

de saloondeurv / m

  1. half hoge, doordraaiende klapdeur die uit een linker en een rechter deel bestaat
     Daaruit bleek dat een te krap pashokje en het gebrek aan een spiegel voor de meeste mensen (20 procent) een ergernis is. Gevolgd door stofwolken en wachtrijen die 12 en 9 procent van de stemmen kregen. Andere ergernissen waren saloondeuren (5 procent), slecht licht (5 procent), te weinig haakjes (7 procent), geen zitje (4 procent), dreigende bordjes tegen winkeldieven (5 procent), gebrek aan personeel (1 procent) en een maximum aantal artikelen (1 procent).[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. saloondeur op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink Weblink bron
    LORRAINE MARLISA
    “Paskamerleed” (19 mrt. 2015), De Telegraaf