rooksalon

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

rooksalon aan boord van een mailschip
Uitspraak
Woordafbreking
  • rook·sa·lon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rooksalon rooksalons
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

rooksalon m/o [1]

  1. ruimte waar roken is toegestaan
    • Het gaat om Havana Dreams van Guy Olivier, dat nog maar kort geleden voor 10.000 euro in opdracht van het hotel werd gemaakt om de - alleen voor hotelgasten toegankelijke - rooksalon op te fleuren. Het schilderij laat mensen zien die Cubaanse sigaren roken.[2] 
    • Want een pijp rook je, net als een goede sigaar, in alle rust met een lekkere consumptie. Thuis of in een rooksalon, maar niet in zo’n glazen bushokje dat blauw staat van de sigarettenrook. En niet over je longen.[3] 
     Ze kwam terug, pakte mijn beide handen vast en trok me mee naar de grote krakende leren bank die in de rooksalon had gestaan en keek me lang in de ogen met het ene oog waarmee ze iets kon zien.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad 02-03-2018 Schilderij verdwijnt spoorloos uit Kurhaus
  3. de Telegraaf JEROEN HENDRIKS 16 mei 2017 Pijpen
  4. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044632767
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be