rommelkamer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rom·mel·ka·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rommelkamer rommelkamers
verkleinwoord rommelkamertje rommelkamertjes

Zelfstandig naamwoord

de rommelkamerv / m

  1. een vertrek waarin veel waardeloze spullen staan
     Nu is het juist andersom: nu zitten de ouders in de rommelkamer en de kinderen op de bel-etage.[2]
     ,,Ik woon samen met mijn vrouw in een appartement van 66 vierkante meter, met één slaapkamer en een rommelkamer waar mijn racefiets en mountainbike in staan. We zijn allebei met pensioen, dus veel thuis. We hebben wel onderburen, maar boven ons zit niets. Het huis is van een wooncorporatie. Bij een storm twee jaar geleden vloog het dak eraf. Dat is vervangen door een goed geïsoleerd dak. We hebben geen gasketel, maar stadsverwarming van Eneco.”[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Anna Karenina” op Wikipedia (1877), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028276062
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 maart 2022 Weblink bron
    Stefan ten Teije
    “Ad (67): ‘Ik betaal weinig aan energie, de verwarming staat nooit aan’” (21-12-2020), Tubantia