rijshout

Uit WikiWoordenboek
1. Rijshout gebruikt bij de afsluiting van de Krammer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rijs·hout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rijshout -
verkleinwoord rijshoutje rijshoutjes

Zelfstandig naamwoord

het rijshouto

  1. (waterbeheer) staken en tenen van veelal wilgenhout die oorspronkelijk werden geoogst in de grienden (rietlanden) langs de rivieren en in de Biesbosch, voornamelijk gebruikt voor het vervaardigen van zinkstukken
     Dammen van gevlochten wilgentenen ofwel rijshout, afgeboord met palen, staan haaks op de dijk.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

57 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 24-12-2021 Weblink bron Denk die dijk eens weg (15 juli 2016) in: NRC Handelsblad
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be