rekte uit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rek·te uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitrekken |
rekte uit
- enkelvoud verleden tijd van uitrekken
- Ik rekte uit.
- Jij rekte uit.
- Hij, zij, het rekte uit.
- Ik rekte uit.
- ▸ Op dat moment knapte het haardvuur, Lauritz rekte zich tevreden uit in zijn enorme fauteuil en deed zijn mond open om iets te zeggen.[1]
Gangbaarheid
- Het woord rekte uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691