reil

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • reil

Werkwoord

vervoeging van
reilen

reil

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reilen
    • Ik reil. 
  2. gebiedende wijs van reilen
    • Reil! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reilen
    • Reil je? 


Noors

Zelfstandig naamwoord

reil

  1. verouderde spelling of vorm van reile tot 2005
(verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud, mannelijk


Nynorsk

Zelfstandig naamwoord

reil

  1. verouderde spelling of vorm van reile tot 2005
(verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud, mannelijk