registratuur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·gis·tra·tuur
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van Naamwoord van handeling registreren met het achtervoegsel -tuur[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | registratuur | registraturen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de registratuur v
- officiële inschrijving in een register
- dat wat in een register is opgenomen
- ▸ Goed, hoe zat het met de tweede vraag van de Deense collega's? Was er de laatste tijd een voorbeeld geweest van een inbraak in een militair wapendepot in Zweden die associaties opriep met terrorisme? Toen hij de registratuur raadpleegde ontdekte commissaris Folkesson dat het antwoord op die vraag een onvoorwaardelijk ja was.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord registratuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149