referaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·fe·raat
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voordracht, verslag’ voor het eerst aangetroffen in 1824.[1]
  • Leenwoord uit Duits Referat, substantivering van de kanselarijtalige Latijnse bestandsnotitie referat, letterlijk ‘hij mag wel rapporteren’, conjunctief uit referre ‘terugroepen, in herinnering brengen, rapporteren’.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord referaat referaten
verkleinwoord referaatje referaatjes

Zelfstandig naamwoord

het referaato

  1. een van te voren voorbereide mondelinge presentatie
  2. een verkorte, zakelijke, zo objectief mogelijke weergave van de inhoud van een publicatie
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen