reduceert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·du·ceert

Werkwoord

vervoeging van
reduceren

reduceert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reduceren
    • Jij reduceert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reduceren
    • Hij reduceert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van reduceren
    • Reduceert!