recupereert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·cu·pe·reert

Werkwoord

vervoeging van
recupereren

recupereert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van recupereren
    • Jij recupereert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van recupereren
    • Hij recupereert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van recupereren
    • Recupereert!