recipieerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: recipieerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- re·ci·pi·eer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
recipiëren |
recipieerde
- enkelvoud verleden tijd van recipiëren
- Ik recipieerde.
- Jij recipieerde.
- Hij, zij, het recipieerde.
- Ik recipieerde.
Gangbaarheid
- Het woord recipieerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.