recenseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·cen·seert

Werkwoord

vervoeging van
recenseren

recenseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van recenseren
    • Jij recenseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van recenseren
    • Hij recenseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van recenseren
    • Recenseert!