rebelleer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·bel·leer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rebelleren |
rebelleer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rebelleren
- Ik rebelleer.
- gebiedende wijs van rebelleren
- Rebelleer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rebelleren
- Rebelleer je?