realiseerbaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·a·li·seer·baar
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van realiseren met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | realiseerbaar | realiseerbaarder | realiseerbaarst |
verbogen | realiseerbare | realiseerbaardere | realiseerbaarste |
partitief | realiseerbaars | realiseerbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
realiseerbaar [1]
- van iets dat het werkelijkheid kan worden
- ▸ Het was een onbereikbaar ideaal. Alleen theoretisch realiseerbaar.[2]
- ▸ In totaal zijn er in de ruim 136.000 inwoners tellende regio 55 mensen met corona overleden. „We hebben besproken welke maatregelen nog mogelijk en realiseerbaar zijn, maar ook hoe we het aantal contacten tussen mensen verder kunnen beperken”, aldus Fietzek. Hij zegt te beseffen hoe ingrijpend een avondklok is. „Deze maatregelen hebben invloed op wat een mens definieert: sociale contacten.”[3]
Synoniemen
Vertalingen
1. van iets dat het werkelijkheid kan worden
Gangbaarheid
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
- ↑ Weblink bron Wilco Louwe“Inwoners grensregio Bentheim vieren kerst en nieuwjaar met een avondklok” (22-12-2020), Tubantia