ratificeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ra·ti·fi·ceert

Werkwoord

vervoeging van
ratificeren

ratificeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ratificeren
    • Jij ratificeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ratificeren
    • Hij ratificeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ratificeren
    • Ratificeert!