rangschikt
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: rangschikt (hulp, bestand)
Woordafbreking
- rang·schikt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rangschikken |
rangschikt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rangschikken
- Jij rangschikt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rangschikken
- Hij rangschikt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rangschikken
- Rangschikt!