rampspoedig

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ramp·spoe·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen rampspoedig rampspoediger rampspoedigst
verbogen rampspoedige rampspoedigere rampspoedigste
partitief rampspoedigs rampspoedigers -

Bijvoeglijk naamwoord

rampspoedig [1]

  1. iets wat heel slecht gaat; iets wat rampzalig afloopt
     Hij zegt wel dat het uiteindelijke formeren ‘ook best wel kan zonder mij’. ,,Als dit niet al te rampspoedig is afgelopen.”[2]


Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).