radiocontact
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ra·dio·con·tact
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van radio en contact
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | radiocontact | radiocontacten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het radiocontact o
- communicatie via radiogolven
- Op grond van het laatste radiocontact met de cockpit rees zaterdag het vermoeden dat de piloten grote technische problemen op het spoor waren. [1]
Gangbaarheid
- Het woord radiocontact staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "radiocontact" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Hubert Smeets 31 oktober 2015 NRC
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be