proviandeerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·vi·an·deer·den

Werkwoord

vervoeging van
provianderen

proviandeerden

  1. meervoud verleden tijd van provianderen
    • Wij proviandeerden. 
    • Jullie proviandeerden. 
    • Zij proviandeerden. 

Gangbaarheid