protesteer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: protesteer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pro·tes·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
protesteren |
protesteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van protesteren
- Ik protesteer.
- gebiedende wijs van protesteren
- Protesteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van protesteren
- Protesteer je?