procrastineert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·cras·ti·neert

Werkwoord

vervoeging van
procrastineren

procrastineert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van procrastineren
    • Jij procrastineert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van procrastineren
    • Hij procrastineert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van procrastineren
    • Procrastineert!