privilegieert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pri·vi·le·gi·eert

Werkwoord

vervoeging van
privilegiëren

privilegieert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van privilegiëren
    • Jij privilegieert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van privilegiëren
    • Hij privilegieert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van privilegiëren
    • Privilegieert!