privéreis
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pri·vé·reis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | privéreis | privéreizen |
verkleinwoord | privéreisje | privéreisjes |
Zelfstandig naamwoord
- een reis die men maakt voor het eigen genoegen en dus niet voor een bedrijf of school
- Agramunt, die eerder erkende dat hij fout zat en excuses aanbood voor de „privéreis”, mag voortaan geen officiële bezoeken en verklaringen meer afleggen namens de vergadering, zo besloot het parlementsbestuur vrijdag. [2]
- Het koninklijk paar, dat voor een privéreis al een week in China verblijft, begint zondag aan het officiële deel van de reis. De Chinese president Xi Jinping ontvangt het koninklijk paar maandag. [3]
Gangbaarheid
- Het woord privéreis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "privéreis" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad 28-04-2017 Parlementschef Raad van Europa gekortwiekt
- ↑ Tubantia 25-10-15, Koning in videoboodschap aan Chinese volk: Ni hao
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %