praamt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • praamt

Werkwoord

vervoeging van
pramen

praamt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pramen
    • Jij praamt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pramen
    • Hij praamt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van pramen
    • Praamt!