positioneert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·si·ti·o·neert

Werkwoord

vervoeging van
positioneren

positioneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van positioneren
    • Jij positioneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van positioneren
    • Hij positioneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van positioneren
    • Positioneert! 

Gangbaarheid