pointeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • poin·teert

Werkwoord

vervoeging van
pointeren

pointeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pointeren
    • Jij pointeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pointeren
    • Hij pointeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van pointeren
    • Pointeert!