plastiseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plas·ti·seert

Werkwoord

vervoeging van
plastiseren

plastiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plastiseren
    • Jij plastiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plastiseren
    • Hij plastiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van plastiseren
    • Plastiseert!