planting
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- plan·ting
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van planten met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | planting | plantingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de planting v
- het planten van al gedeeltelijk opgegroeide bomen of struiken
- Voor de planting van een boom ter hoogte van het nieuwe verpleeghuis Stadskwartier werden graafwerkzaamheden verricht, waarbij het hoveniersbedrijf de betreffende hoofdleiding raakte. [1]
- Het was een van de wijzigingen die tijdens de vergadering in de begroting werd aangebracht. Verder komt er een miljoen extra beschikbaar voor cultuur en monumentenzorg en kreeg het plan van D66 om 1,1 miljoen bomen (voor elke inwoner een) bij te planten in Overijssel een meerderheid. Met dat besluit hebben Gedeputeerde Staten de opdracht gekregen om in 2019 met een voorstel te komen voor de planting van de bomen. [2]
Gangbaarheid
- Het woord planting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "planting" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Tubantia 05-12-12 Watermolen tijdelijk zonder water
- ↑ Tubantia Kelly Adams 07-11-18 Provincie trekt half miljoen uit voor sociale veiligheid ‘LHBTI's’
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be