plagieert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pla·gi·eert

Werkwoord

vervoeging van
plagiëren

plagieert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plagiëren
    • Jij plagieert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plagiëren
    • Hij plagieert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van plagiëren
    • Plagieert!