plafonneerder
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pla·fon·neer·der
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van plafonneren met het achtervoegsel -der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plafonneerder | plafonneerders |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (beroep) iemand die plafonneert, een plafondmaker
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord plafonneerder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.