pindakoek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pin·da·koek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pindakoek | pindakoeken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de pindakoek m
- (kookkunst) koek waarin hele pinda's zijn meegebakken
- ▸ Julia en ik liepen hand in hand naar de keuken en deelden een pindakoek.[2]
- ▸ „Ik droeg geen blauw-zwarte sjaal van de hockeyclub en had geen dubbeltje voor een pindakoek in de pauze. Ik paste daar niet tussen en na vier jaar heb ik de hbs verlaten. Vier jaar hbs stond destijds gelijk aan een ulo-diploma en gaf me de mogelijkheid naar de kweekschool in Doetinchem te gaan.”[3]
Gangbaarheid
- Het woord pindakoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ pindakoek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Taylor Jenkins Reid“Daisy Jones & the Six” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026349249
- ↑ Weblink bron “Henny Lubbers dacht altijd vooral in stenen en euro's” (01-07-2011), Tubantia