peptiseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pep·ti·seert

Werkwoord

vervoeging van
peptiseren

peptiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van peptiseren
    • Jij peptiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van peptiseren
    • Hij peptiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van peptiseren
    • Peptiseert!